Uw zorg

Beroertezorg: snel zijn en samenwerken

Een beroerte treft mensen in de kern van hun bestaan. Als gespecialiseerd beroertecentrum biedt het UZA niet alleen de meest geavanceerde behandelingen aan, maar ook revalidatie en coaching in de moeilijke weken en soms maanden erna.

Dagelijks krijgen 52 Belgen een beroerte. Vanaf de eerste symptomen tikt de klok: hoe sneller de patiënt na een herseninfarct een behandeling ondergaat, hoe minder hersenweefsel er verloren gaat en hoe beter de vooruitzichten. De behandeling bestaat uit een trombolyse, een behandeling met bloedverdunnende medicatie, of een trombectomie, een ingreep waarbij de bloedklonter door een interventieradioloog wordt verwijderd. Soms gebeuren beide.

Toch ondergaat in België maar 5 procent van de beroertepatiënten een van die behandelingen, hoewel de meerderheid daarvoor wel degelijk in aanmerking komt. “We zien ze gewoon te laat”, zegt interventieradioloog prof. dr. Maurits Voormolen. Een acute behandeling is dan ook maar mogelijk, bij de meeste patiënten althans, tot een goeie vier à zes uur na de eerste symptomen. Die deadline halen velen niet, vaak omdat ze te lang aarzelen om medische hulp in te roepen.

Koploper in Vlaanderen

Koploper in Vlaanderen Voormolen voerde in 2010 als een van de eerste artsen in België een trombectomie uit. Die behandeling bestond toen nog maar een tweetal jaar.

De ingreep kende een hoge vlucht vanaf 2015, nadat studies hadden aangetoond dat een trombectomie veilig en efficiënt is. In het UZA voeren we intussen meer dan honderd trombectomieën per jaar uit, waarmee we tot de absolute koplopers in Vlaanderen behoren. interventieradioloog prof. dr. Maurits Voormolen

Met de jaren werd de techniek verder verfijnd. Voormolen: “Maar het zijn niet die technische verbeteringen die ons in staat zullen stellen om meer patiënten beter te maken. We moeten vooral inzetten op een grotere alertheid rond beroertes: mensen moeten de symptomen snel herkennen en beseffen dat het altijd een noodgeval is. En ook huisartsen moeten nog beter op de hoogte zijn. Als ziekenhuis houden we daarom een à twee keer per jaar een symposium of congres voor huisartsen en specialisten, en werken we nauw samen met de huisartsen. We hebben ook een goede informatieve website voor patiënten. Bovendien vormen we een netwerk met andere ziekenhuizen in de brede regio.”

Time is brain

Intussen zoeken ziekenhuizen naar manieren om in die eerste acute fase tijd te winnen. “Zo proberen we zoveel mogelijk informatie over patiënten in te winnen nog voor ze op de spoed aankomen, zodat ze hier onmiddellijk naar de scanner kunnen. Dat lukt alleen dankzij een naadloze samenwerking tussen neurologie, spoed en radiologie”, zegt neurologe dr. Caroline Loos. “Maar het kan nog beter”, vervolgt ze. “Recent deden we een onderzoeksproject rond telegeneeskunde, waarbij de spoedarts via een camera in de ziekenwagen al in contact staat met de neuroloog in het ziekenhuis. Als de neuroloog vermoedt dat de patiënt een beroerte heeft, kan die meteen na aankomst in het UZA naar de scanner. Zo win je belangrijke tijd. Het is de bedoeling om daarmee voort te gaan.”

Om nog sneller te kunnen behandelen, bekijken we momenteel of dat CT-onderzoek op de angiografiezaal kan gebeuren: dat is de eenheid waar trombectomieën worden uitgevoerd. “Als we daar kunnen nagaan wat voor beroerte de patiënt heeft, kunnen we indien nodig al op de onderzoekstafel met trombolyse of trombectomie starten”, zegt Voormolen.

Hersenen vroeg stimuleren

Na de acute behandeling en eventueel een verblijf op intensieve zorg komen patiënten op de beroerte-afdeling terecht. Gespecialiseerde beroerteverpleegkundigen volgen hen nauwgezet op om eventuele complicaties vroeg te ontdekken. Loos: “Tegelijk starten we zo vroeg mogelijk met de revalidatie. Hoe vroeger we de hersenen stimuleren, hoe sneller ze geprikkeld worden om nieuwe verbindingen aan te leggen: die zijn nodig om de verloren hersenfunctie te compenseren. Als het enigszins mogelijk is, krijgen de patiënten al binnen de 24 uur een kinesitherapeut aan hun bed.”

Loos ondervindt dat de onzichtbare gevolgen van een beroerte op termijn vaak zwaarder wegen dan de fysieke beperkingen: denk maar aan vermoeidheid, concentratiestoornissen, geheugenverlies, depressieve gevoelens, angstklachten, gedragsverandering … Loos: “Het zijn vaak die problemen die een terugkeer in de maatschappij het meest bemoeilijken. Daarom volgen wij onze patiënten de eerste twee jaar intensief op. Vanaf het begin krijgen ze begeleiding van een beroertecoach, die hun gezondheidsadvies en de nodige uitleg over hun aandoening geeft. Later leert de coach patiënten ook omgaan met de mentale gevolgen van hun beroerte en begeleidt hen bij eventuele werkhervatting. Op die manier probeert het team er voor elke patiënt het maximale uit te halen. Als patiënten bijvoorbeeld na hun beroerte niet meer aan het werk kunnen, dan kunnen ze ook op een andere manier opnieuw actief worden, bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk. Wat telt, is dat ze opnieuw hun plaats vinden in de maatschappij”, besluit Loos.

Samenwerken met andere ziekenhuizen

Om beroertezorg te verbeteren en te centraliseren, besliste de Vlaamse overheid om de meest complexe behandelingen – zoals trombectomie – maar in een beperkt aantal ziekenhuizen te laten uitvoeren. Waarschijnlijk zullen zeven Vlaamse ziekenhuizen een erkenning krijgen als gespecialiseerd centrum voor beroertezorg. ‘Die aanpak is kosteneffectiever én beter voor de patiënt’, vindt neurologe dr. Caroline Loos. Het UZA bouwde de afgelopen jaren een netwerk uit met een 17-tal ziekenhuizen in de Antwerpse regio en Oost-Vlaanderen: voor een trombectomie of een andere complexe behandeling verwijzen zij hun patiënten systematisch naar het UZA door.

Loos: “Wij onderhouden die banden door jaarlijks samen te komen. Dan bespreken we onze cijfers, onze werking en eventuele verbeterpunten in de samenwerking. Ook houden we de partnerziekenhuizen op de hoogte als we iets veranderen in onze aanpak. Binnen het netwerk zijn we 24 op 7 beschikbaar voor overleg en advies. Het is niet onze ambitie om de behandeling van de betrokken patiënten over te nemen: zo’n 24 uur na de ingreep keren ze meestal terug naar het verwijzende ziekenhuis.”